Op onze website hebben wij al meerdere publicaties staan over 3D-printing (of de professionele variant ‘additive manufacturing’). In dit stuk besteden wij nu specifiek aandacht aan de positie van de octrooihouder.
Wat zijn naar Nederlands recht de mogelijkheden voor een octrooihouder om op te treden tegen:
- particulieren die een product of onderdeel printen;
- printshops die een product of onderdeel printen;
- particulieren die een CAD- of STL-bestand van een product of onderdeel online delen; en
- platforms waarop iemand een CAD- of STL-bestand van een product of onderdeel plaatst.
Particulieren – van consumer naar prosumer
Door 3D-printing kan productie en distributie zich naar huiskamers verplaatsen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan woonaccessoires, sieraden en reserveonderdelen. Consumenten die over een eigen 3D-printer beschikken, hoeven niet meer naar de winkel deze producten aan te schaffen, maar kunnen deze straks ontwerpen en thuis printen.
Dienstverleners, zoals 3D Hubs, brengen vraag en aanbod bij elkaar waardoor particuliere makers ook in contact komen met potentiële klanten. Nu al is via dergelijke diensten nagenoeg in elke stad een plek te vinden waar 3D-producten op bestelling geprint kunnen worden bij particulieren. Daarmee vervaagt de lijn tussen particulier en zakelijk: de consumer wordt prosumer.
Kan een octrooihouder optreden tegen een privépersoon die een product thuis print?
In principe niet. In Nederland kan de octrooihouder zich niet verzetten tegen gebruik van zijn uitvinding in de privésfeer zonder commercieel doel (de “privé-exceptie”). De wetgever heeft de privé-exceptie destijds in de Rijksoctrooiwet opgenomen, omdat alleen bedrijfsmatig gebruik de octrooihouder zodanig nadeel kan toebrengen dat het nodig is om hem daartegen te beschermen. De wetgever heeft de ontwikkeling van 3D-printing bij de invoering van de Rijksoctrooiwet in 1910 of de herziening in 1995 niet kunnen voorzien.
En tegen particulier printen op bestelling?
Maar omdat 3D-printing het namaken van technische producten door particulieren mogelijk maakt, zal de octrooihouder inkomsten kunnen mislopen en wel degelijk nadeel kunnen lijden door 3D-printende consumenten. Vooral als zij ook op bestelling gaan printen. Als het bedrijfsmatige karakter duidelijk is, zal de particulier zich niet meer kunnen verschuilen achter de privé-exceptie.
De vraag is of de privé-exceptie geldt in het schemergebied tussen consumer en prosumer. Met andere woorden: waar ligt de grens tussen privésfeer en bedrijfsmatig thuis produceren? Ook de Belastingdienst worstelt met die vraag, o.a. in verband met eventuele BTW-plicht.
Online delen
Hoewel de octrooihouder in de hiervoor omschreven situaties ook wel degelijk inkomsten kan mislopen, wordt het pas echt vervelend als het digitale print-bestand van zijn geoctrooieerde uitvinding of onderdeel via het internet wordt verspreid.
Kan de octrooihouder optreden tegen een particulier die zijn geoctrooieerde uitvinding of onderdeel online deelt?
Om die vraag te beantwoorden is het van belang om vast te stellen of het bestand aangemerkt wordt als een ‘geoctrooieerd voortbrengsel’ in de zin van de Rijksoctrooiwet. Een octrooihouder heeft het uitsluitende recht om het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben.
In de literatuur en rechtspraak is al eens uitgemaakt dat een voortbrengsel naar zijn aard een stoffelijk product moet zijn. Een digitaal bestand is geen stoffelijk product.
Zo bezien zou het uploaden en delen daarvan dus geen octrooi-inbreuk opleveren. De uitvinding wordt namelijk niet belichaamd in het bestand zelf, maar pas in het (eventueel) later 3D-geprinte product. Maar mogelijk maakt de particulier inbreuk wel mogelijk en handelt hij daarmee toch onrechtmatig ten opzichte van de houder van het octrooi.
Printshops
Niet iedereen zal over een eigen 3D-printer beschikken, laat staan over een printer van hoge kwaliteit en de juiste materialen om het gewenste product of onderdeel te printen. Dat geldt voor printen met kunststof-filament maar zeker ook voor metaalprinten. Thuisprinten van metalen objecten is nog niet direct in beeld en het is maar de vraag of dat ooit zo ver komt.
Er zijn 3D-printshops en online platforms, waar iedereen – dus ook particulieren – op bestelling kunnen laten printen of producten of reservebestanddelen kunnen laten inscannen en converteren naar printbare bestandsformaten (bijv. gangbaar STL-formaat).
Kan een octrooihouder optreden tegen zulke printshops als hij erachter komt dat zijn geoctrooieerde uitvinding of een beschermd onderdeel daar wordt geprint?
Ja, onder meer het vervaardigen van een geoctrooieerd product of beschermde onderdeel is een handeling die exclusief aan de octrooihouder is voorbehouden. Ervan uitgaande dat de printshop dan bedrijfsmatig het geoctrooieerd product of beschermde onderdeel print, zal sprake zijn van octrooi-inbreuk. Dit geldt natuurlijk ook als het product door een particulier is besteld en uiteindelijk voor privégebruik wordt gebruikt.
Platforms
Op veel platforms, zoals Shapeways, iMaterialise, Youmagine etc. worden door abonnees 3D-printbare producten of reserveonderdelen aangeboden. Deze worden dan door het platform op bestelling geprint en geleverd. Dat zijn vaak kleine bedrijfjes of particulieren.
Kan de octrooihouder het platform aanspreken?
Ook hier geldt weer dat een digitaal bestand op zichzelf niet is aan te merken als een ‘geoctrooieerd voortbrengsel’ en de verspreiding daarvan dus in principe geen octrooi-inbreuk zal opleveren. Maar onrechtmatig kan het wel degelijk zijn, zeker gezien de recente ontwikkelingen rondom The Pirate Bay. Zie hierover het eerdere artikel Aansprakelijkheid van 3D-printing platforms (na Pirate Bay-arrest) op deze website.
Zodra het product is geprint, is er natuurlijk wel een stoffelijk product dat door het platform wordt geleverd aan de klant. Daartegen kan de octrooihouder dan weer wel optreden.
Gezien hun actieve rol bij de bestanden op hun website zullen platforms zich niet snel kunnen beroepen op de vrijstelling van aansprakelijkheid voor ‘passieve’ online serviceproviders.
Dat betekent dat het platform verantwoordelijk en eventueel aansprakelijk is voor de content (zoals 3D-printbare bestanden) op het platform. En zeker zal dat het geval zijn als het platform de onrechtmatige informatie niet onmiddellijk verwijdert zodra hij op de hoogte is gesteld van het inbreukmakende karakter ervan.
Notice and Take Down-procedure?
Als platform is het dus van belang om een goede Notice-and-Take Down procedure in te richten. De Stichting 3D Clearing House biedt een goede oplossing om de Notice and Take Down-procedure en claimafhandeling te outsourcen.
Wat betekent dit nou voor de positie van de octrooihouder?
Het is een behoorlijke kluif om op te treden tegen octrooi-inbreuk vanwege de zo eenvoudige distributie van digitale printbestanden. Zo is er een voorbeeld bekend van een Warhammer-figuurtje dat naar aanleiding van een NTD-procedure werd verwijderd door Thingiverse, maar later toch weer opdook op een ander platform.
Het is verwonderlijk dat er nog geen grote procedures zijn aangespannen door octrooihouders tegen printshops of platforms, maar waarschijnlijk is dat een kwestie van tijd. In sommige gevallen zal het nodig zijn om maatregelen te nemen. Dat hoeft niet per se een verbod te zijn. Een oplossing kan ook worden gevonden in goede afspraken met de platforms zodat het voor iedereen interessant blijft of wordt.
Disruptieve innovatie vraagt om passende antwoorden van de uitvinders en rechthebbenden. Anders wordt het een strijd tegen windmolens.
Vragen?
Wilt u meer weten over de juridische valkuilen van 3D-printing? Of wilt u meer informatie over 3D Clearing House?
Neem dan gerust contact op met Ernst-Jan Louwers.