De Europese Unie is bezig met een nieuwe richtlijn getiteld Richtlijn auteursrechten in de digitale eengemaakte markt (hierna: “Richtlijn”). Deze Richtlijn moet begin 2019 door de lidstaten worden aangenomen. De Richtlijn beoogt onder meer de positie van makers van auteursrechtelijk beschermde werken te versterken ten opzichte van de exploitanten van die werken. Door deze versterkte positie moet het voor bijvoorbeeld musici en illustrators makkelijker worden om een goede prijs voor hun werk te bedingen bij grote (online) mediabedrijven. De Richtlijn zal via een schakelbepaling in de Wet op de naburige rechten ook van toepassing worden op uitvoerend kunstenaars.
In Nederland is met ditzelfde doel, drie en een half jaar geleden het auteurscontractenrecht in werking getreden. Het auteurscontractenrecht is geen aparte wet, maar een aanvulling op de bestaande Auteurswet (Aw). Het auteurscontractenrecht is niet van toepassing op makers die rechtspersonen zijn, omdat deze groep als contractspartij minder kwetsbaar is.
In dit artikel wordt besproken hoe het auteurscontractenrecht het belang van de makers van auteursrechtelijke werken beschermt. Daarna wordt ingegaan op hoe de nieuwe Europese Richtlijn de verhouding van maker-exploitant verandert.
Auteurscontractenrecht
Het auteurscontractenrecht is specifiek van toepassing op overeenkomsten waarbij de maker van een werk een exploitant een exploitatiebevoegdheid heeft gegeven. Het auteurscontractenrecht geeft de maker een aantal extra rechten tegenover de exploitant.
Zo geeft deze wet de maker van een werk recht op een billijke vergoeding voor de exploitatie van zijn werk. Als de exploitatie van het werk geschiedt op een wijze die nog niet voorzien was bij de initiële overdracht van het auteursrecht, heeft de auteur recht op een aanvullende vergoeding wanneer een exploitant het werk op deze wijze exploiteert. Het auteurscontractenrecht bepaalt dat geschillen tussen makers en exploitanten kunnen worden voorgelegd aan een speciale auteursrechtengeschillencommissie. Daarnaast krijgt de maker het recht om onredelijk lange exploitatiebedingen te vernietigen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een beding dat schrijvers verplicht toekomstige werken onder dezelfde voorwaarden bij dezelfde uitgeverij te doen uitgeven. Ook andere onredelijk bezwarende bedingen kunnen worden vernietigd.
Tenslotte heeft de maker, als blijkt dat de exploitatie veel succesvoller verloopt dan verwacht, of als de exploitant juist niet of te weinig overgaat tot actieve exploitatie aanvullende rechten.
Het is voor de maker wettelijk niet mogelijk om afstand te doen van de rechten uit het auteurscontractenrecht.
Bestsellerbepaling en non-usus
Op het moment dat een maker een exploitatieovereenkomst sluit, weet deze vaak nog niet hoe succesvol de exploitatie uiteindelijk zal zijn. Het is immers lastig te voorspellen of een boek een bestseller wordt, of dat actieve exploitatie juist niet van de grond komt. In beide gevallen versterkt het auteurscontractenrecht het recht van de maker substantieel. Indien blijkt dat een werk een enorm succes wordt, kan de maker een “aanvullende billijke vergoeding” vorderen. Dit wordt ook wel de bestsellerbepaling genoemd.
Tegelijkertijd kan een maker de exploitatieovereenkomst ontbinden als de exploitant, nadat hem een hiervoor een redelijke termijn is gegund, het werk niet voldoende exploiteert. Dit betreft de zogenaamde “non-usus” bepaling. De maker kan de exploitant binnen de genoemde redelijke termijn, ook verzoeken om een schriftelijke opgave van de omvang van de exploitatie. Als het auteursrecht of de exploitatiebevoegdheid ondertussen is overgedragen aan een derde partij, kan de maker de besproken rechten óók inroepen tegen deze derde.
Eerste evaluatie auteurscontractenrecht
Halverwege 2018 is een eerste evaluatie van het auteurscontractenrecht aan de Tweede Kamer aangeboden. De belangrijkste conclusies zijn dat de wet makers nog geen duidelijk voordeel heeft gebracht. Zo zijn er geen modelcontracten aangepast aan het auteurscontractenrecht en zijn er volgens het Platform Makers ook nog geen voorbeelden bekend waarin de non-ususregeling een verbetering heeft opgeleverd voor makers. Makers zijn nog steeds erg terughoudend om ongelijkwaardige contractverhoudingen aan te kaarten. Platform Makers stelt dat: “ondanks een stroom aan anonieme klachten de angst om naar voren te komen groot is”.
Tot op heden is de bestsellerbepaling slechts één keer succesvol ingeroepen, namelijk bij de romantische komedie SOOF 2.
Richtlijn auteursrechten in de digitale eengemaakte markt
Wellicht kan de nieuwe (concept) Richtlijn de rechten van makers wel effectief versterken. Naar verwachting wordt de Richtlijn begin 2019 door het Europees Parlement goedgekeurd. In de Richtlijn wordt onder andere een transparantieplicht in het leven geroepen voor de exploitant jegens de maker. Ook kan deze laatste een aanvullende vergoeding vorderen indien de initieel overeengekomen vergoeding onevenredig laag is ten opzichte van de exploitatie inkomsten.
Transparantieplicht exploitant
Exploitanten moeten de maker minstens één keer per jaar informatie verschaffen over de vormen van exploitatie, de (directe en indirecte) inkomsten en de aan de maker verschuldigde vergoeding. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de sector. Daarnaast moet deze verplichting evenredig en doeltreffend zijn, zodat deze bijvoorbeeld niet hoeft te gelden voor makers wiens bijdrage aan het gehele werk niet veel gewicht toekomt. Het risico dat de exploitant wordt geconfronteerd met hoge administratieve kosten moet immers ook niet uit het oog worden verloren.
Wanneer de initiële exploitant de auteursrechten of de licentie aan een derde verstrekt, is die derde verplicht de eerder genoemde informatie te delen met de initiële exploitant. De voornaamste licentienemer of verkrijger verstrekt de informatie ongewijzigd aan de auteur. Alleen commercieel gevoelige informatie mag in gewijzigde vorm aan de auteur worden verstrekt. Wanneer de gevraagde informatie niet tijdig wordt verstrekt, heeft de auteur het recht deze informatie rechtstreeks bij de sublicentienemer op te vragen.
Als de maker een exclusieve licentie heeft verstrekt of de auteursrechten geheel heeft overgedragen, en er is sprake van een continue gebrekkige rapportage door de exploitant of het werk wordt onvoldoende geëxploiteerd, dan mag de maker de in licentie gegeven of overgedragen rechten intrekken.
Bij onvoldoende exploitatie mag de maker echter pas gebruikmaken van het intrekkingsrecht als een redelijke termijn is verstreken na het sluiten van de licentie- of overdrachtsovereenkomst en pas na schriftelijke kennisgeving waarin de exploitant een redelijke termijn wordt gegeven om alsnog tot rapportage over te gaan.
Aanvullende vergoeding
De Richtlijn roept eenzelfde soort “bestsellerbepaling” als die uit het auteurscontractenrecht in het leven. Deze kent makers het recht toe om een aanvullende, passende billijke vergoeding te eisen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag is ten opzichte van de directe of indirecte inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van het werk. Of sprake is van een dergelijke onevenredigheid kan worden gecontroleerd aan de hand van de informatie die wordt verkregen via de hiervoor besproken transparantieverplichting.
Geschillen omtrent de transparantieplicht en de aanvullende vergoeding kunnen – net zoals is bepaald in het auteurscontractenrecht – worden voorgelegd aan een geschillencommissie. Ook collectieve beheersorganisaties hebben het recht om een geschil namens een of meer auteurs in te leiden.
Concrete invulling van de transparantieverplichting de aanvullende vergoeding
Hoe kunnen makers en exploitanten in de toekomst invulling geven aan de transparantieplicht? De Europese wetgever ziet bij de invulling van de transparantieverplichting een grote rol weggelegd voor de lidstaten. Die kunnen in overleg met de relevante belanghebbenden bepalen hoe de transparantieverplichting moet worden vormgegeven. Dit kan ook gebeuren op basis van collectieve onderhandelingen. De exploitant moet in elk geval één keer per jaar invulling geven aan de transparantieverplichting. De Europese Raad stelt daarbij voor dat alleen informatie hoeft te worden verstrekt die redelijkerwijs door de maker kan worden verwacht. Het Europees Parlement en de Commissie sturen daarnaast aan op “sectorspecifieke standaardrapportagevereisten en procedures”.
Nederland zou bij de invulling van de transparantieverplichting aansluiting kunnen zoeken bij de praktijk in Duitsland, waar al langer een vergelijkbare transparantieverplichting geldt. In Duitsland hoeft alleen informatie die normaliter beschikbaar is te worden gedeeld met de maker. Er hoeft door de exploitant dus geen informatie te worden gecreëerd.
De uitspraak van de geschillencommissie over toepassing van de bestsellersbepaling op de exploitatie van de film SOOF 2 kan handvatten bieden over de vraag wanneer en op basis van welk bedrag een aanvullende vergoeding moet worden betaald door de exploitant.
De geschillencommissie oordeelde dat onder de “opbrengst van de exploitatie van het werk” moet worden verstaan: de volledige opbrengst van de exploitatie van het werk in de gehele keten. De overeengekomen vergoeding moet dus vergeleken worden met de exploitatie-opbrengst in de gehele keten, de winsten én de kosten in die gehele keten moeten daarbij betrokken worden om tot een “netto” exploitatie-opbrengst van het werk te komen.
In het geval van SOOF 2 had de geschillencommissie niet genoeg gegevens over de winsten in de keten om een oordeel te kunnen vellen. Daarom nam zij, vanuit praktische overwegingen, een vergelijking tussen de vergoeding van de maker met de winst van de producenten als uitgangspunt. De geschillencommissie kwam uiteindelijk tot het oordeel dat een auteursvergoeding van 5% voor de scenarioschrijfster en 7% voor de regisseur ernstig onevenredig is, wanneer hier tegenover een vergoeding van 50% producentenopbrengst staat. De geschillencommissie oordeelde dat een aanvullende vergoeding van 5% gepast was. Of een vergelijkbare uitleg zal worden gegeven aan het criterium: “directe en indirecte inkomsten en voordelen die voortvloeien uit de exploitatie (..)” van de Richtlijn zal afgewacht moeten worden.
In de toekomst zullen exploitanten van auteursrechtelijke werken dus in elk geval jaarlijks inzage moeten geven in de exploitatie van het werk. Deze informatie kan worden gebruikt voor het vorderen van een aanvullende vergoeding voor de exploitatie. Mogelijk wordt de specifieke transparantieverplichting nationaal verder uitgewerkt via collectieve onderhandelingen of sectorspecifieke procedures, zodat meer helderheid wordt verkregen over wanneer exploitanten aan deze verplichting hebben voldaan.
Meer informatie
Heeft u vragen over een exploitatieovereenkomst? Of heeft u andere vragen over het auteursrecht? Neem dan contact op met Ernst-Jan Louwers.