Op 1 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) maar liefst vier uitspraken gedaan over verzoeken om schadevergoeding door een bestuursorgaan op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’). Uit deze uitspraken blijkt dat de bestuursrechter kan beslissen om iemand schadevergoeding toe te kennen als een bestuursorgaan zijn of haar persoonsgegevens in strijd met de AVG heeft verwerkt. De betrokkene hoeft daarvoor dus niet altijd naar de civiele rechter te stappen. Wel sluit de bestuursrechter in zo’n geval aan bij de regels zoals geformuleerd in het civiele recht. Hierna worden enkele relevante gezichtspunten uit deze uitspraken besproken.
Feiten
In drie (899, 900 en 901) van de vier zaken ging het om de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Wob-verzoeken. Wob is een afkorting van de Wet openbaarheid van bestuur. Via een Wob-verzoek kan een burger verzoeken tot openbaarmaking van bepaalde overheidsinformatie. Als een bestuursorgaan niet tijdig op zo’n verzoek beslist, kan er een dwangsom worden geïnd. In de praktijk wordt de Wob regelmatig misbruikt, doordat burgers Wob-verzoeken indienen die enkel zijn gericht op het innen van dwangsommen.
De VNG heeft daarom een internetforum opgericht waarop gemeenten met elkaar kunnen overleggen over de aanpak en afhandeling van dergelijke Wob-verzoeken. Op dit forum werden ook namen van (vermeende) misbruikers gedeeld. In twee van de hiervoor vermelde zaken hebben personen, die op dit forum vermeld werden, bij de bestuursrechter aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens verlies van controle over hun persoonsgegevens, dan wel het ten onrechte delen van persoonsgegevens op het forum en de niet tijdige informatieverstrekking daarover. De Afdeling heeft deze verzoeken van de hand gewezen, omdat zij van oordeel is dat geen sprake is van een zodanige aantasting in de persoon dat de toekenning van immateriële schadevergoeding op zijn plaats is (waarover hierna meer).
Om diezelfde reden is het verzoek om schadevergoeding in het andere geschil (899) afgewezen. In die zaak had een ambtenaar van een gemeente een e-mail aan andere gemeenten gestuurd met daarin de persoonsgegevens van de verzoeker vanwege door hem ingediende Wob-verzoeken. Die e-mail maakte geen onderdeel uit van het aan de verzoeker verstrekte overzicht naar aanleiding van een inzageverzoek dat hij bij de gemeente had gedaan.
In de vierde zaak (898) werd het verzoek om schadevergoeding wel toegewezen door de bestuursrechter. In dat geschil had de directeur van het Pieter Baan Centrum in een tegen hem gerichte klachtenprocedure – zonder toestemming en buiten medeweten van de betrokkene – stukken met medische gegevens over hem verstrekt aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Omdat de verstrekking van die stukken niet rechtmatig was en hij in zijn persoon was aangetast, kende de Afdeling een immateriële schadevergoeding van € 500,- toe.
Hoewel slechts in één van de vier gevallen schadevergoeding is toegewezen, staan er in al deze uitspraken van de Afdeling interessante overwegingen over de toekenning van immateriële schadevergoeding op grond van de AVG en over de verhouding tussen de bestuursrechter en de civiele rechter. Daar gaan wij hierna op in.
Relevante gezichtspunten
Bevoegdheid van de bestuursrechter
De Afdeling baseert zijn bevoegdheid om te oordelen over aanspraken op vergoeding van schade als gevolg van een inbreuk op de AVG door een bestuursorgaan op artikel 82 AVG in samenhang met artikel 34 Uitvoeringswet AVG en artikel 8:88 Awb. De Afdeling leidt uit deze laatste twee wetsartikelen af dat het de bedoeling is geweest van de nationale wetgever dat aan dezelfde rechter, die oordeelt over beslissingen van bestuursorganen op verzoeken van betrokkenen in de zin van de AVG, ook kan worden verzocht om vergoeding van daarmee in verband staande schade.
Artikel 8:88 Awb wordt daarbij zo uitgelegd dat er voor de bevoegdheid van de bestuursrechter minder strikt wordt vastgehouden aan de eis van een onrechtmatig besluit als oorzaak van de schade. Het kan namelijk zo zijn dat het besluit als zodanig (bijvoorbeeld het besluit om te voldoen aan een inzageverzoek van een betrokkene) rechtmatig is, maar dat de verwerking van de persoonsgegevens waarop dat besluit is gebaseerd onrechtmatig is. Bijvoorbeeld wanneer het bestuursorgaan geen wettelijke grondslag blijkt te hebben voor de gegevensverwerking in kwestie.
Strikt genomen is de verwerking van die persoonsgegevens een feitelijk handelen van een bestuursorgaan geen besluit. Maar dat gegeven acht de Afdeling dus niet zozeer van belang. Wel is het volgens de Afdeling voor haar bevoegdheid vereist dat er een verband is met een besluit van een bestuursorgaan dat is genomen op een verzoek van een betrokkene (denk daarbij aan inzage-, correctie- en verwijderverzoeken of het maken van bezwaar tegen een gegevensverwerking).
Bestuursrechter vs civiele rechter
Degene die op grond van artikel 82 AVG aanspraak maakt op vergoeding van schade als gevolg van de onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens door een bestuursorgaan, kan volgens de Afdeling kiezen of hij dit verzoek aan de bestuursrechter of de civiele rechter voorlegt. Dit is interessant, omdat de betrokkene voor de komst van de AVG alleen bij de civiele rechter terecht kon als hij schadevergoeding wenste te verkrijgen wanneer een bestuursorgaan de privacywetgeving had overgetreden. Met deze uitspraken is daar nu dus verandering in gekomen.
Een voordeel van de bestuursrechtelijke weg kan zijn dat er maar één procedure hoeft te worden gevoerd en er maar één keer griffierecht hoeft te worden betaald. Een nadeel kan zijn dat de bestuursrechter de regels uit het civiele recht zal moeten toepassen en maar maximaal een schadevergoeding ter hoogte van € 25.000,- (inclusief rente) kan toekennen. Voor hogere schadevergoedingen kan de benadeelde alleen bij de civiele rechter terecht.
Het is niet mogelijk om tegelijkertijd zowel een bestuursrechtelijke als civielrechtelijke procedure te voeren. Als eenmaal voor een bepaalde rechter – bestuursrechter of civiele rechter – is gekozen, kan de benadeelde dus niet bij de andere rechter terecht. Maar als tijdens of na de procedure bij de bestuursrechter blijkt dat de schade hoger uitvalt dan € 25.000,- is het wel mogelijk om voor de schade boven dat bedrag alsnog een vordering bij de civiele rechter in te stellen. De burgerlijke rechter is in die procedure voor wat betreft het hogere schadebedrag niet gebonden aan het oordeel van de bestuursrechter en kan zelfstandig over de vordering tot schadevergoeding beslissen. De civiele rechter is wel gebonden aan het oordeel van het bestuursrechter voor wat betreft de hoogte van het schadebedrag waarvan de bestuursrechter is verzocht het bestuursorgaan te veroordelen (dat kan dus ook een bedrag lager dan € 25.000,- zijn geweest).
Hierna zal echter blijken dat het zo’n vaart niet zal lopen met de hoogte van schadevergoedingen als gevolg van AVG-schendingen. In elk geval niet als het om vergoeding van immateriële schade gaat. Eerst wordt er nog ingegaan op de vereisten voor de toekenning van immateriële schadevergoeding.
Immateriële schadevergoeding
In artikel 82 van de AVG is geregeld dat er volledige vergoeding van de daadwerkelijke immateriële schade als gevolg van AVG-inbreuken moet worden toegekend. In de AVG is echter niet bepaald op welke wijze de immateriële schade moet worden vastgesteld of berekend. Dit moet volgens de Afdeling dan ook naar nationaal recht worden vastgesteld.
Dit brengt met zich mee dat de schadeverzoeken in kwestie op grond van artikel 6:106 BW en het EBI-arrest van de Hoge Raad worden beoordeeld. In artikel 6:106(1)(b) BW staat men in aanmerking komt voor een billijke immateriële schadevergoeding (nadeel dat niet in vermogensschade bestaat) indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. En om dit laatste criterium gaat het in deze vier zaken.
In het hiervoor genoemde EBI-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er in elk geval sprake is van een “aantasting in de persoon op andere wijze” wanneer de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Maar ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, mee kunnen brengen dat er “op andere wijze” sprake is van aantasting in de persoon. Van een dergelijke aantasting in de persoon is niet per definitie sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer).
Uitgangspunt is dan ook dat degene die om schadevergoeding verzoekt de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moet onderbouwen. Dat laatste kan slechts achterwege blijven als de nadelige gevolgen voor de betrokkene in verband met de aard en de ernst van de normschending voor de hand liggen.
De verzoeker zal de aantasting in zijn persoon dus moeten bewijzen en de door hem geleden schade met concrete gegevens moeten onderbouwen. In de rechtszaken met nummers 900 en 901 (over de naamsvermeldingen op het Wob-forum van de VNG) hebben de verzoekers volgens de Afdeling in het geheel geen concrete gegevens ter onderbouwing van de door hun gestelde schade overgelegd. Daarom zijn hun verzoeken afgewezen.
In de zaak met nummer 899 (over een e-mail aan andere gemeenten met daarin persoonsgegevens van de Wob-verzoeker) heeft de verzoeker in kwestie zijn schade wel proberen te onderbouwen, maar achtte de Afdeling die onderbouwing niet voldoende voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding. De verzoeker heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt waarom het noemen van zijn naam en woonplaats in de mededeling dat hij twee, niet-gespecificeerde, Wob-verzoeken heeft ingediend als reactie op een verzoek van een andere gemeente, als aantasting van de persoon kan worden gekwalificeerd. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt welke nadelige gevolgen voor hem zijn voortgevloeid uit het noemen van zijn naam en woonplaats. De verzoeker had aangevoerd dat het noemen van zijn naam stigmatiserend werkt en dat heel bestuurlijk Nederland kennis heeft kunnen nemen van zijn persoonsgegevens. De Afdeling vond die onderbouwing niet voldoende en merkte daarbij op dat de gegevens enkel zijn gedeeld met ambtenaren van gemeenten die uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij de behandeling van Wob-verzoeken en dat er geen aanwijzingen zijn dat de gegevens zijn misbruikt.
Hoogte van de schadevergoeding
In de zaak met nummer 898 (de onrechtmatige verstrekking van medische gegevens) werd wel immateriële schadevergoeding toegekend. Hier was de Afdeling wel van oordeel dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verzoeker op zodanige wijze was geschonden dat er sprake was van een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 BW. Kortom, de nadelige gevolgen voor de verzoeker lagen in dit geval volgens de Afdeling voor de hand.
De Afdeling kende een schadebedrag van € 500,- toe, maar heeft niet toegelicht waarom er precies voor dit bedrag is gekozen en bijvoorbeeld niet voor een bedrag van € 750,- of € 300,- (welk bedrag door de rechtbank was toegekend). Wel is er aangegeven dat er bij de vaststelling van het schadebedrag rekening is gehouden met een aantal factoren, waaronder de bijzondere gevoeligheid van de aard van de persoonsgegevens. Het ging namelijk om de onrechtmatige verstrekking van medische gegevens. Medische gegevens worden in de AVG aangemerkt als bijzondere persoonsgegevens waarvoor in de regel een hoger beschermingsniveau geldt dan voor ‘normale’ persoonsgegevens. De nadelige gevolgen van de verstrekking van de gevoelige persoonsgegevens liggen volgens de Afdeling bovendien voor de hand. Wat betreft de ernst van de inbreuk heeft de Afdeling overwogen dat de privacygevoelige persoonsgegevens slechts bij een kleine groep professionals terecht zijn gekomen en dat de leden van het tuchtcollege een geheimhoudingsplicht hebben. Ook speelde een rol dat de inbreuk van korte duur was en dat het tuchtcollege de toegezonden rapportages buiten beschouwing had gelaten.
Conclusie
- De bestuursrechter kan onder bepaalde omstandigheden schadevergoeding toekennen aan betrokkenen wanneer een bestuursorgaan de AVG heeft geschonden;
- In dat geval kan de betrokkene kiezen of hij naar de bestuursrechter of de civiele rechter stapt;
- Als de benadeelde meer dan € 25.000,- wil vorderen, is een gang naar de civiele rechter wel vereist;
- De schending van een fundamenteel recht levert niet per definitie een aantasting in de persoon en dus ook geen recht op immateriële schadevergoeding op;
- Het voorgaande is anders wanneer de nadelige gevolgen van de normschending voor de hand liggen; en
- Een verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding dient zoveel mogelijk met concrete gegevens te worden onderbouwd.
Neem vrijblijvend contact op
Louwers IP&Tech Advocaten heeft de afgelopen jaren veel bedrijven bijgestaan in complexe AVG kwesties. Heeft u vragen over de AVG neem dan vrijblijvend contact op met Sven van Dooren.