Blog

Kunstmatige intelligentie (AI) en intellectuele eigendom

Kunstmatige intelligentie (“artificial intelligence”, afgekort als AI) die het menselijke brein evenaart, komt geleidelijk dichterbij. Taken waarvan we dachten dat het alleen door mensen bedacht of uitgevoerd kon worden, worden steeds vaker overgenomen door slimme apparaten. En wat te denken van nieuwe creaties met of zonder hulp van een persoon? We zien de laatste tijd steeds vaker programma’s die zelf muziek componeren, gedichten maken of boeken schrijven.

Op 9 oktober 2021 werd in Berlijn de Tiende Symfonie van Beethoven uitgevoerd. De symfonie maakte Beethoven niet af. Maar een AI-systeem heeft de symfonie bijna 200 jaar na de dood van Beethoven alsnog voltooid. De meningen verschillen over het resultaat en mogelijk draait Beethoven zich om in zijn graf, maar feit is dat AI het leeuwendeel van de creatie voor zijn rekening heeft genomen.

Een ander voorbeeld van een creatie door een AI-systeem is ‘The Next Rembrandt‘ waarbij op basis van de schildertechniek van de grote meester een geheel nieuw werk werd gemaakt.

Wie kan nu de rechten claimen? Degene die de code of de algoritmen heeft geschreven? Degene die de basisinformatie heeft ingevoerd om het systeem relevante kennis bij te brengen? Of degene die het systeem gebruikt? Sterker nog, is er dan wel een rechthebbende? Moeten we daar iets voor gaan regelen? Of krijgt een AI-systeem of robot ooit zelf rechtspersoonlijkheid?

Wat is AI eigenlijk?

AI kan op verschillende manieren, breed en smal, worden gedefinieerd. Onder andere als het vermogen van een systeem om externe gegevens correct te interpreteren, om te leren van deze gegevens, en om deze lessen te gebruiken om specifieke doelen en taken te verwezenlijken via flexibele aanpassing. Volgens Wikipedia kun je spreken van drie verschillende types AI-systemen: (1) analytisch, (2) mens-geïnspireerd en (3) vermenselijkte artificiëleintelligentie.

Analytische AI heeft alleen eigenschappen die consistent zijn met cognitieve intelligentie die een cognitieve voorstelling van de wereld genereert en die leren gebruikt op basis van vorige ervaringen om toekomstige beslissingen te beïnvloeden.

Mens-geïnspireerde AI bevat elementen van cognitieve en emotionele intelligentie, begrip, in aanvulling op cognitieve elementen, alsook menselijke emoties waarmee rekening wordt gehouden in het beslissingsproces.

Vermenselijkte AI vertoont eigenschappen van alle types competenties (cognitieve, emotionele en sociale intelligentie), en is in staat zelfbewust te zijn in interacties met anderen.1
Zo bezien verdient dus zeker niet alle software het predicaat AI zoals het nu soms wel lijkt. AI is veel meer en anders dan gewoon slimme software.

Creaties

Maar de intelligentie van software en de logica die in software is verankerd, neemt wel toe en daarmee kan ook de vaardigheid tot het creëren van originele werken toenemen. Waar een werk gemaakt met een computerprogramma doorgaans wel gepaard gaat met menselijke interventie, is dit bij AI gedreven programma’s steeds onduidelijker. De creatie van een werk kan ver verwijderd liggen van de initiële bedoelingen van de ontwikkelaar van het zelflerende AI-programma. Het idee van een programma als hulpmiddel voor creatie vervaagt. Doordat intellectuele eigendomsrechten alleen worden toegekend aan personen is de allocatie van IE-rechten moeilijker aan het worden door het gebruik van steeds complexere AI.

Auteursrecht

Het auteursrecht in de EU beschermt een ‘werk’ als de ‘intellectuele schepping van de maker’. De kernvraag is niet of er een mens bij het proces van artificiële creatie betrokken is, maar of en in welke mate de betrokkenheid van een natuurlijk persoon bij de door AI gegenereerde output volstaat om deze als een auteursrechtelijk beschermd werk te kwalificeren.2 Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorieën en aan de hand daarvan kan worden bepaald of zij in aanmerking zouden komen voor auteursrechtelijke bescherming in de EU op basis van het originaliteitsvereiste. Voor een werk gemaakt met AI als hulpmiddel zou bescherming geen probleem moeten zijn. Een werk gemaakt door AI maar uitgekozen door een persoon zou men kunnen beargumenteren dat de rechten hier toekomen aan de persoon die de keuze en selectie maakt. Maar voor een werk gemaakt en geselecteerd door AI lijkt het huidige stelsel van intellectuele eigendom geen ruimte te bieden.

De volgende vraag is dan wie als maker en rechthebbende moet worden aangemerkt. Toekenning van rechten aan een AI-machine zelf past niet in ons huidige systeem. De mate waarin intelligente systemen helpen bij het creëren van nieuwe werken, verschilt erg. Waar het in veel gevallen (nog) slechts een hulpmiddel is, kan het in andere gevallen vrijwel enkel en alleen het werk zijn van een systeem. Ook de mate van invloed van de maker van een dergelijk systeem verschilt. In sommige gevallen heeft de ontwikkelaar een grote invloed door de manier waarop hij het intelligente systeem inricht. In andere gevallen is het eindproduct een uitkomst van processen die door het systeem zelf ontwikkeld worden. Maar voorlopig zal er ergens in het creatieproces nog wel menselijke interventie nodig zijn en is de AI-toepassing voorlopig niet veel meer dan een – intelligente – tool die gebruikt wordt door een mens, zodat je doorgaans wel een mens of organisatie als rechthebbende zult kunnen aanwijzen.

Wellicht komt de maker van de AI-applicatie in aanmerking als maker van het werk maar de input van de maker kan gering en niet veelbetekenend zijn voor de uitkomst. Wellicht is in sommige gevallen verdedigbaar dat eventuele rechten zouden toekomen aan de gebruiker van de machine. Deze zal immers sturing geven aan de uitkomst en heeft dus wel degelijk een invloed op de compositie en originaliteit van het uiteindelijke werk. Maar of de gebruiker daadwerkelijk nog zoveel toevoegt, valt te betwijfelen.

In de VS speelde een grappige zaak die enige gelijkenis heeft met AI-toepassingen zonder menselijke tussenkomst.3 Een aap had de camera van een fotograaf te pakken gekregen en met die camera een selfie gemaakt. De aap was dus de fotograaf. De auteursrechten van de gemaakte foto berustten volgens de rechter niet bij de aap en ook niet bij de eigenaar van de fotocamera. Deze redenatie kunnen we doortrekken op een creatie door AI: bij gebrek aan menselijke tussenkomst zal in beginsel noch het programma noch de maker of de licentienemer van het programma (of het algoritme) aanspraak kunnen maken op de auteursrechten. Zoals verwoord in het artikel van Hugenholtz/Quintais zal dat slechts anders zijn als het met behulp van AI tot stand gebrachte voortbrengsel: (1) een voortbrengsel is op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst; (2) het product van menselijke intellectuele inspanning is; (3) het resultaat is van creatieve keuzes die (4) in de output worden uitgedrukt.4 Voor de andere gevallen moet de wetgever wellicht een andere oplossing gaan bedenken: bijvoorbeeld een sui generis-recht, zoals bij de bescherming van databanken waarbij de producent van de databank wordt aangewezen als rechthebbende.

Octrooi op een uitvinding van een AI-systeem?

Het Europese Octrooibureau (European Patent Office – EPO) heeft in 2020 uitgemaakt dat uitvindingen ‘bedacht’ door kunstmatige intelligentie, niet in aanmerking komen voor een octrooi. Stephen Thaler, algemeen directeur van het bedrijf Imagination Engines, diende de aanvragen in bij het EPO en bij het USPTO. Het ging om twee octrooiaanvragen: een voedselcontainer en een lamp om de aandacht te trekken in noodsituaties. Hij beschreef hoe hij het AI-systeem DABUS had ingezet om zonder menselijke inmenging te komen tot deze innovaties. De geldende voorwaarden voor het registreren van een octrooi schrijven echter voor dat bij iedere octrooiaanvraag een natuurlijke persoon moet worden vermeld als uitvinder. En daaraan voldeden de beide aanvragen van Thaler niet. De octrooiaanvragen waren een testcase in samenwerking met het Artificial Inventor projectteam van professor Ryan Abbott van de Britse University of Surrey. Inmiddels heeft de Kamer van Beroep van het EPO in december 2021 het beroep afgewezen en wel op de genoemde formele gronden.

Als het waar is dat steeds vaker nieuwe ideeën zullen voortkomen uit de inzet van kunstmatige intelligentie, dan zou dit weleens een steeds lastiger hindernis kunnen worden om tot adequate bescherming te komen. Je zou het kunnen oplossen door degene die het AI-systeem heeft aangezet of de instructie heeft gegeven om bepaalde handelingen te verrichten als uitvinder aan te melden. Maar dat zal doorgaans wat gekunsteld zijn. De gedachte achter de vermelding van de natuurlijke persoon als uitvinder is immers het “morele” recht, d.w.z. het niet-commerciële recht van de uitvinder waardoor hij of zij kan pronken met de uitvinding op zijn of haar naam. Dat is bijvoorbeeld van belang in de academische wereld.

Overigens lijkt de regel dat altijd een natuurlijke persoon als uitvinder vermeld moet worden, ook los van AI, wat ouderwets en achterhaald en niet altijd passend onder andere omdat in veel gevallen hele afdelingen samenwerken aan innovaties en niet direct een uitvinder is aan te wijzen.

En what about inbreuk “door” een AI-systeem?

Is het denkbaar dat een zelfstandig handelend AI-systeem inbreuk maakt op rechten van een ander? En wie is dan aansprakelijk? Het ligt voor de hand dat degene die zich van het systeem bedient, in principe aansprakelijk is voor eventuele inbreuk. Maar die persoon zou de aansprakelijkheid dan wellicht weer kunnen doorleggen naar degene die de algoritmen en de code heeft geschreven. Want de gebruiker heeft mogelijk helemaal geen invloed gehad op de keuzes die het AI-systeem maakt. Bij zelflerende systemen zal dat eerder het geval zijn dan bij ‘dommere’, niet zelflerende systemen. Het is in het huidige systeem niet mogelijk om AI-systemen zelf aan te spreken voor een IE inbreuk.

AI-systemen en met name zelflerende (‘deep learning’) systemen zijn afhankelijk van trainingsdata. De algoritmes genereren output op basis van de input die ontwikkelaars aan het systeem ‘voeren’. Indien die input beschermde werken bevat, ligt het voor de hand om de verantwoordelijkheid en eventuele aansprakelijkheid te leggen bij de (rechts)persoon die de trainingsdata heeft ingevoerd. Daarnaast is ook denkbaar dat de verantwoordelijkheid en eventuele aansprakelijkheid ligt bij degene die het AI-systeem managet. Die (rechts)persoon is immers in de gelegenheid om de inbreuk te voorkomen door het systeem uit te schakelen.

Slot

Dit artikel stelt vragen aan de orde waarop nog geen directe panklare antwoorden zijn. Voor de praktijk zal het belangrijker worden om stil te staan bij robotisering en slimme toepassingen die steeds meer het menselijk brein zullen benaderen en mogelijk ooit zelfs in bepaalde mate zullen samensmelten met het menselijk brein. Als de output van een AI-systeem zonder relevante menselijke creatieve inbreng tot stand is gekomen, zal er geen sprake zijn van een werk in auteursrechtelijke zin.5 Behalve vraagstukken ten aanzien van intellectuele eigendom kleven er veel andere interessante aspecten aan de toepassing van kunstmatige intelligentie. Denk bijvoorbeeld aan aansprakelijkheid, mensenrechten, privacy en eventueel toezicht op het toepassen van AI. De Europese Commissie heeft vooral op die terreinen een vergaande regeling voorgesteld met een onderverdeling aan de hand van de risico’s verbonden aan specifieke toepassingen en vormen van AI en slimme algoritmen.6 Dit valt evenwel buiten het onderwerp van dit artikel.

AI en intellectueel eigendomsrecht blijft voorlopig nog wel een interessant onderwerp en we zullen moeten afwachten hoe het recht en de rechters ermee omgaan. Nu ons huidige recht op bepaalde punten geen raad weet met de nieuwe ontwikkelingen, ontkomen we wellicht in de toekomst niet aan specifieke wet- en regelgeving, bijvoorbeeld om het bestaan van intellectuele eigendom als output van AI te erkennen en om te bepalen wie rechthebbende is. En wie weet, wordt een robot of een applicatie met kunstmatige intelligentie ooit zo slim dat we er niet omheen kunnen om die te erkennen als juridische persoon of entiteit die ook rechthebbende kan zijn.


Dit artikel is geschreven door Ernst-Jan Louwers en eerder verschenen in Juridisch up to Date

Voetnoten:

  1. https://nl.wikipedia.org/wiki/Kunstmatige_intelligentie
  2. Artikel 5(1) Auteursrechtrichtlijn.
  3. Naruto v. Slater, 15-cv-04324-WHO, 2016, 5;
  4. Zie B. Hugenholtz & J.P. Quintais, Auteursrecht en artificiële creatie, Auteursrecht 2021, p. 47-52.
  5. Zie vorige noot.
  6. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie (wet op de artificiële intelligentie) en tot wijziging van bepaalde wetgevingshandelingen van de Unie; https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52021PC0206.

Auteur

Expertises

Deel dit artikel

Meer blogs

Familienaam als handelsnaam: geen probleem (?)

Veel bedrijven kiezen ervoor om een familienaam als handelsnaam te voeren. Een familienaam voelt immers al snel vertrouwd (ons kantoor heeft die keuze ook gemaakt). Maar pas op: oudere handelsnamen of merken kunnen aan het gebruik van een familienaam in de weg staan.  Even ter inleiding. Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming wordt […]

/LEES MEER

Familienaam als handelsnaam: geen probleem (?)

Veel bedrijven kiezen ervoor om een familienaam als handelsnaam te voeren. Een familienaam voelt immers al snel vertrouwd (ons kantoor heeft die keuze ook gemaakt). Maar pas op: oudere handelsnamen of merken kunnen aan het gebruik van een familienaam in de weg staan.  Even ter inleiding. Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming wordt […]

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: bijzondere of gevoelige persoonsgegevens 

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege het lekken van bijzondere of gevoelige persoonsgegevens.

/LEES MEER

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: bijzondere of gevoelige persoonsgegevens 

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege het lekken van bijzondere of gevoelige persoonsgegevens.

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: angst en stress

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege angst en stress door een AVG-inbreuk.

/LEES MEER

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: angst en stress

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege angst en stress door een AVG-inbreuk.

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: onveilig gevoel

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege een onveilig gevoel door een AVG-inbreuk.

/LEES MEER

Het recht op immateriële schadevergoeding op grond van de AVG

Immateriële schadevergoeding bij datalek: onveilig gevoel

In 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat een inbreuk op de AVG niet automatisch recht geeft op een schadevergoeding. In deze blog behandelen wij de Nederlandse rechtspraak omtrent het recht op immateriële schadevergoeding vanwege een onveilig gevoel door een AVG-inbreuk.